College van B&W houdt vast aan nascheiden van PMD-afval

Gemeente Harderwijk wil huishoudelijk afval zo goedkoop, duurzaam en efficiënt mogelijk inzamelen en verwerken. Of het met die uitgangspunten slimmer is om PMD-afval vooraf of achteraf te scheiden, is de afgelopen periode op diverse manieren onderzocht. Onder andere via de PMD-pilot. Op basis van alle verzamelde gegevens, kennis en ervaringen, adviseert het college van B&W de gemeenteraad om vast te houden aan het huidige systeem van nascheiding. Dat betekent dat in Harderwijk en Hierden PMD-afval blijvend bij het restafval mag en achteraf bij de afvalverwerker wordt gescheiden en gerecycled. 

“Met alle feiten en cijfers die nu op tafel liggen, kunnen we niet anders dan concluderen dat nascheiding van PMD zowel kostentechnisch als op duurzaamheidsniveau het beste resultaat oplevert”, verklaart wethouder Enklaar (VANG) het advies. 

De PMD-pilot liep van juni 2023 tot 22 december 2023. De pilot werd opgezet om te onderzoeken of bronscheiding van PMD een effectief alternatief is voor het bestaande nascheidingsmodel. Inwoners konden hun PMD-afval in deze periode inleveren bij openbare PMD-containers bij diverse winkelcentra in Harderwijk en het dorpshuis in Hierden. Het einddoel: verminderen van de hoeveelheid restafval en verhogen van de hoeveelheid recyclebare PMD. Tijdens de PMD-pilot zijn drie onderzoeksvragen gesteld en beantwoord. Namelijk; 

  •  De hoeveelheid ingezamelde PMD uit de openbare, bovengrondse PMD-containers;
  • De kwaliteit van het ingezamelde PMD uit de openbare, bovengrondse PMD-containers;
  • De mening van inwoners over het scheiden van PMD (d.m.v. enquêtes).

Conclusie

De conclusie uit de pilot is dat het voor gemeente Harderwijk lastig is om de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid, efficiency en kosten te behalen met brongescheiden PMD-inzameling. Uit de PMD-pilot is gebleken dat de hoeveelheid apart ingezameld PMD in Harderwijk (10 kg per inwoner) achterblijft ten opzichte van vergelijkbare bronscheidingsgemeenten (28 kg per inwoner).  Slechts 36% van het PMD werd dus brongescheiden ingezameld.

De kwaliteit van het apart ingezamelde PMD-afval kwam redelijk overeen met vergelijkbare bronscheidingsgemeenten: het vervuilingspercentage was 27%. Echter, binnen een bronscheidingsmodel wordt PMD met meer dan 15% vervuiling afgekeurd en verbrand als restafval, wat leidt tot hoge (extra) verwerkingskosten van meer dan €200 per ton. Afkeur betekent ook dat er geen inzamelvergoedingen worden verstrekt. Extra kosten en minder opbrengsten, dus een dubbel verlies.

Uit de gehouden enquête onder inwoners een verschil blijkt tussen de intenties (wat zeg ik) en het feitelijke scheidingsgedrag (wat doe ik). Meer inwoners gaven aan wel te willen voorscheiden dan de feitelijke resultaten uit de pilot lieten zien. Er werd veel minder PMD apart ingezameld dan je op basis van de enquête-antwoorden zou verwachten. 

Andere afvalstromen beter scheiden

Naast deze conclusie speelt mee dat bij het bronscheidingsmodel al het restafval direct naar de afvalverbrandingsinstallatie gaat. In het huidige nascheidingsmodel filtert de afvalverwerker - naast PMD - ook nog ander afval uit het restafval. Dit is nodig omdat men helaas ook dit soort afval bij het restafval gooit, terwijl dat niet hoort. Deze extra scheiding verdwijnt bij bronscheiding. Dit zou bij de keuze voor bronscheiding betekenen dat er per inwoner 44 kg restafval éxtra wordt verbrand. Naast dat er in deze 44 kg nog veel (her)bruikbare en daarmee waardevolle grondstoffen zitten, betekent dit een extra kostenpost van € 190.000,-. Deze kosten worden doorbelast in de afvalstoffenheffing. Bovendien zullen die kosten in de toekomst alleen maar oplopen, onder andere door een hogere verbrandingsbelasting en invoering van een CO2-heffing in 2027. 

Onderzoek invoering Diftar Gewicht

Het college van B&W kijkt echter ook verder dan alleen PMD. Daarom adviseert ze ook om een onderzoek in te stellen naar de effecten van het invoeren van Diftar Gewicht (een variabel tarief per kilo restafval, in plaats van per lediging).

In vergelijkbare nascheidingsgemeenten blijkt dat de invoering van Diftar Gewicht leidt tot een extra verlaging van het aantal kilo‘s restafval per inwoner. Harderwijk hanteert sinds de invoering van Diftar het Volume/frequentiemodel. Dat betekent dat huishoudens betalen voor het aantal keer dat ze een zak restafval weggooien of de grijze container aan de weg zetten. Enklaar: ‘Dat leverde sinds de invoering al een flinke verlaging van het aantal kg restafval per inwoner op. Daar mogen we allemaal trots op zijn. Maar om het nog verder te verlagen, kan het helpen als we niet per keer betalen, maar per kilo restafval. Op basis van gewicht dus.’ 

Er zal daarom in samenwerking met Omrin een onderzoek gestart worden naar de toepassing van Diftar Gewicht voor de gemeente Harderwijk. ‘Hopelijk kunnen we daarmee goed scheidingsgedrag extra stimuleren, het aantal kilo’s restafval verder verlagen en zo de kosten voor afvalverwerking onder controle houden’, besluit de wethouder.